Begrippen

A
  • Afkoop

    In één keer uitbetalen van (klein) pensioen aan deelnemer die niet meer in dienst is.

  • Anw (Algemene nabestaandenwet)

    Uitkering die uw partner mogelijk krijgt van de overheid als u komt te overlijden.

  • APF

    Een algemeen pensioenfonds is een fonds dat verschillende pensioenregelingen uitvoert. Deze regelingen worden ondergebracht in een collectiviteitskring. Een kring kan bestaan uit één pensioenregeling of uit meerdere. Per kring beheert het APF het vermogen van de pensioenen apart. Tussen de kringen zijn de pensioenvermogens strikt afgescheiden. Deelnemers die in verschillende kringen zitten, delen dus ook geen risico’s met elkaar. Onder andere ondernemingspensioenfondsen die niet langer zelfstandig door willen gaan, kunnen hun pensioenregeling onderbrengen bij een APF.

  • Arbeidsongeschiktheidspensioen

    Een uitkering voor een werknemer die arbeidsongeschikt is.

B
  • Beschikbare premieregeling

    Pensioenregeling waarin u en/of uw werkgever elk jaar een bedrag op een rekening stort. Het pensioenfonds belegt dit geld. Van de waarde van het kapitaal koopt u pensioen op het moment dat u met pensioen gaat.

  • Beurskoers

    De marktprijs van een aandeel, obligatie of andere beleggingen.

  • Bijzonder partnerpensioen

    Pensioen voor uw ex-partner als u komt te overlijden.

  • BSN

    Afkorting voor Burger Service Nummer. Het BSN is een uniek persoonsnummer van de overheid.

C
  • cao

    Afkorting voor Collectieve Arbeidsovereenkomst. Een overeenkomst tussen werkgever(s) en werknemers over arbeidsvoorwaarden (salaris, pensioen).

  • Certificerend actuaris

    De actuaris beoordeelt de financiële positie van het fonds.

  • Code pensioenfondsen

    Een code van de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid met normen voor goed pensioenfondsbestuur.

  • Combinatieregeling

    Een pensioenregeling waarin u pensioen opbouwt op twee manieren: een deel via een middelloon- of eindloonregeling en een deel via een beschikbare premieregeling.

  • Commodities

    Beleggingen in grondstoffen en bulkgoederen.

  • Compliance

    Toezicht op de naleving van wettelijke regels en regels die het pensioenfonds zelf heeft opgesteld.

  • Compliance officer

    Houdt toezicht op interne regels en procedures en de naleving van de gedragscode van het fonds.

  • Continuïteitsanalyse

    Analyse om te beoordelen of het pensioenfonds de komende vijftien jaar (on-)aanvaardbare financiële risico’s loopt.

  • Conversie

    Een eigen recht op ouderdomspensioen voor uw ex-partner. Het pensioen van uw ex-partner staat dan los van uw eigen pensioen.

  • Consumentenprijsindex

    De consumentenprijsindex (CPI) geeft het prijsverloop weer van het pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld werd aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. Delta Lloyd Pensioenfonds gaat bij de verhoging van het pensioen in principe uit van de CBS Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid (2006=100).

D
  • Deeltijdpensioen

    De mogelijkheid om parttime te gaan werken en gedeeltelijk met pensioen te gaan.

  • Defined Benefit

    Pensioenopbouw waarbij de hoogte van uw pensioen gebaseerd wordt op de hoogte van uw salaris.

  • Defined Contribution

    Pensioenopbouw waarbij niet de uitkomst, maar de inleg voor uw pensioen vaststaat.

  • Dekkingsgraad

    Graadmeter voor de financiële positie van het pensioenfonds. Een dekkingsgraad van 105 procent betekent dat tegenover iedere euro die aan pensioen uitgekeerd moet worden, € 1,05 in kas zit.

  • Dekkingstekort

    Als het pensioenfonds niet genoeg geld heeft om op lange termijn aan alle verplichtingen te voldoen.

  • DNB

    Afkorting voor De Nederlandsche Bank. DNB is financieel toezichthouder op pensioenfondsen.

  • Dow Jones Index

    De graadmeter van Wall Street (New York Stock Exchange), gebaseerd op zo'n dertig grote fondsen.

E
  • Eindloonregeling

    Pensioenregeling waarbij de hoogte van het pensioen gebaseerd is op het salaris dat de werknemer heeft op het moment dat hij met pensioen gaat.

  • Excedentregeling

    Uitbreiding van de pensioenregeling voor de opbouw van pensioen boven een bepaald salaris.

F
  • Factor A

    Een formele naam voor de toename van uw pensioen in een kalenderjaar.

  • Franchise

    Het bedrag dat van uw salaris wordt afgetrokken bij de berekening van uw pensioen, omdat u later ook AOW ontvangt.

  • FTK

    Afkorting voor Financieel Toetsingskader. Regels over hoe pensioenfondsen de financiën van het pensioen mogen organiseren. Het betreft de financiële positie en het financiële beleid van het fonds.

G
  • Gedeeltelijk arbeidsongeschikt

    Een werknemer die langer dan twee jaar ziek is en daardoor niet volledig kan werken.

  • Gedragscode

    De gedragscode bevat voorschriften voor bestuurders en eventuele adviseurs van het pensioenfonds. Deze code moet belangenconflicten, misbruik en oneigenlijk gebruik van vertrouwelijke ­informatie voorkomen.

  • Gepensioneerde

    Een pensioengerechtigde die een ouderdomspensioen ontvangt.

  • Geregistreerd partnerschap

    Een wettelijk erkende vorm van samenleving tussen twee partners. In Nederland staat een geregistreerd partnerschap gelijk aan een huwelijk.

  • Gewezen deelnemer

    Oud-werknemer die geen pensioen meer opbouwt in de pensioenregeling en die zijn opgebouwde pensioen bij vertrek heeft laten staan bij het fonds.

  • Gewezen Partner

    De ex-partner van de deelnemer.

  • Grensbedrag klein pensioen

    € 520,35 (2022) bruto per jaar

H
  • Herverzekering

    Als het pensioenfonds zijn pensioenregeling (deels) heeft ondergebracht bij een verzekeraar.

  • Hoog-laagregeling

    Iemand die met pensioen gaat, kan ervoor kiezen om eerst tijdelijk meer pensioen te ontvangen en daarna minder.

I
  • Indexatie

    Het jaarlijks verhogen van de (opgebouwde) pensioenen.

  • Inflatie

    Waardevermindering van geld waardoor de koopkracht vermindert.

  • IVA

    Afkorting voor Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten. Uitkering van de overheid voor mensen die arbeidsongeschikt zijn.

J
  • Jaarruimte

    Aan de hand van uw factor A op uw UPO kunt u de jaarruimte berekenen voor uw belastingaftrek, als u zelf bijspaart voor extra pensioen.

K
  • Koopkracht

    De hoeveelheid goederen en diensten die u voor uw geld kunt kopen.

  • Kostendekkende premie

    De premie die nodig is om alle kosten van de pensioenregeling te kunnen betalen.

L
  • Lijfrente

    Een manier om zelf extra pensioen bij te sparen bij een verzekeraar.

  • Liquide middelen

    Contant geld dat direct beschikbaar is.

  • Loonheffingskorting

    Een korting op de belasting die u moet betalen over uw inkomen.

M
  • Marktwaarde

    Waarde van een beleggingsobject als het op dat moment verkocht zou worden.

  • Maximum pensioengevend jaarsalaris

    Een bedrag dat wordt gebruikt als grens om te bepalen of u in de basisregeling pensioen opbouwt of in de basisregeling én de excedent regeling (als die aanwezig is).

  • Middelloonregeling

    Bij dit type pensioenregeling wordt uw pensioen op basis van uw jaarlijkse salaris berekend. U bouwt elk jaar een stukje pensioen op. Alle jaarlijks opgebouwde delen vormen samen uw pensioen.

N
  • Nabestaandenpensioen

    Partnerpensioen en/of wezenpensioen.

  • NAW-gegevens

    Naam, Adres, Woonplaats.

O
  • Obligatie

    Een vorm van beleggen in leningen.

  • Ombudsman Pensioenen

    De instantie waar u terecht kunt met uw klacht als u er niet uitkomt met uw eigen pensioenfonds.

  • Onderdekking

    Onderdekking betekent dat het fonds niet voldoende reserves heeft om aan toekomstige verplichtingen te voldoen. De dekkingsgraad is dan lager dan 100%.

  • Ondernemingspensioenfonds

    Een pensioenfonds verbonden aan een onderneming.

  • Opbouwpercentage

    Het percentage dat u elk jaar aan pensioen opbouwt.

  • Opbouwperiode

    De periode waarin u ouderdomspensioen opbouwt.

  • Oud-deelnemer

    Oud-werknemer die geen pensioen meer opbouwt in de pensioenregeling en die zijn opgebouwde pensioen bij vertrek heeft laten staan bij het fonds.

  • Ouderdomspensioen

    Pensioenuitkering voor u van het pensioenfonds als u met pensioen gaat.

P
  • Partnerpensioen

    Uitkering voor de partner bij overlijden van de deelnemer.

  • Pensioenaanspraak

    Een recht op een pensioen dat nog niet is ingegaan.

  • Pensioendatum

    De datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.

  • Pensioenfederatie

    Koepelorganisatie die de belangen behartigt van Nederlandse pensioenfondsen.

  • Pensioenfonds

    Fonds dat afhankelijk van onderneming (ondernemingspensioenfonds) of bedrijfstak (bedrijfstakpensioenfonds) de pensioenaanspraken van de deelnemers beheert.

  • Pensioengat

    Tekort aan pensioen dat op verschillende manieren kan ontstaan. Zoals verandering van werkgever of echtscheiding.

  • Pensioengerechtigde

    Persoon die een pensioenuitkering ontvangt van het pensioenfonds.

  • Pensioengevend salaris

    Het jaarsalaris dat als uitgangspunt wordt gebruikt bij het vaststellen van het pensioen.

  • Pensioengrondslag

    Uw jaarsalaris min de franchise. Over dit deel bouwt u pensioen op.

  • Pensioenplanner

    Een rekentool waarin u kunt zien wat bepaalde keuzes betekenen voor de hoogte van uw pensioen.

  • Pensioenpremie

    Het bedrag dat u en/of uw werkgever betalen voor de opbouw van uw pensioen.

  • Pensioenreglement

    De regeling waarin staat hoe uw pensioen precies is geregeld.

  • Pensioenrichtleeftijd

    De leeftijd die pensioenuitvoerders gebruiken voor het berekenen van de pensioenpremie die je als werknemer betaalt. De pensioenrichtleeftijd staat los van de leeftijd waarop de AOW ingaat. 

  • Pensioenuitkering

    Het bedrag dat wij u straks maandelijks betalen.

  • Pensioenuitvoerder

    Een pensioenfonds of verzekeraar die een pensioenregeling uitvoert. De pensioenregeling is een afspraak tussen werkgevers en werknemers.

  • Pensioenverplichtingen

    De totale waarde van alle uit te keren pensioenen, nu en in de (verre) toekomst.

  • Pensioenwet

    De wet die geldt per 1 januari 2007.

  • Premie Pensioen Instelling (PPI)

    Een organisatie die alleen beschikbare premieregelingen uitvoert.

  • Premieovereenkomst

    Pensioenregeling waarin u en/of uw werkgever elk jaar een bedrag op een rekening stort. Het pensioenfonds belegt dit geld. Van de waarde van het kapitaal koopt u pensioen op het moment dat u met pensioen gaat.

  • Premievrij pensioen

    Een pensioen dat een deelnemer opbouwt, zonder dat hij er premie voor hoeft te betalen.

  • Premievrije aanspraken

    Het pensioen dat een oud-werknemer bij vertrek heeft laten staan.

  • Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid

    Een pensioen voor een werknemer die arbeidsongeschikt wordt. Hij kan hierdoor niet werken. Toch gaat zijn pensioenopbouw door alsof hij zou werken, maar hij hoeft hiervoor geen premie te betalen.

R
  • Rekenrente

    Een fictief percentage aan rente dat het belegde vermogen zou moeten opbrengen in de toekomst. Deze rente wordt gebruikt om de dekkingsgraad mee te berekenen.

  • Rendement

    Het resultaat van beleggingen. Bij een positief rendement worden beleggingen meer waard. Bij een negatief rendement worden de beleggingen minder waar.

  • Reservetekort

    Een situatie waarin het pensioenfonds te weinig buffers heeft om op lange termijn al zijn verplichten na te komen, zoals een volledige verhoging van de pensioenen om het pensioen waardevast te houden.

  • Risicomanagement

    Voor een bestuur is het belangrijk om alle relevante risico’s te kennen die het pensioenfonds mogelijk loopt. Daarom inventariseert het bestuur deze risico’s om ze te beheersen en eventueel maatregelen te nemen.

S
  • Stichting van de Arbeid (STAR)

    Overlegorgaan van centrale organisaties van werkgevers en werknemers. Ook adviesorgaan van het kabinet.

T
  • Toeslag

    Het percentage waarmee de pensioenen jaarlijks verhoogd kunnen worden om de pensioenen te laten meegroeien met de prijsstijgingen.

  • Toeslagverlening

    Het jaarlijks verhogen van de (opgebouwde) pensioenen om ze te laten meegroeien met de prijsstijgingen.

U
  • Uitkeringsovereenkomst

    Een pensioenovereenkomst met een vastgestelde pensioenuitkering.

  • Uitruil

    De mogelijkheid om een partnerpensioen (deels) om te zetten in (extra) ouderdomspensioen en omgekeerd.

  • Uitvoeringsovereenkomst

    Een overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van een of meer pensioenregelingen.

  • UPO

    Afkorting voor Uniform Pensioenoverzicht. Een persoonlijk pensioenoverzicht dat deelnemers ontvangen van hun pensioenfonds.

V
  • Vastrentende waarden

    Beleggingen met een vaste looptijd en een overeen­gekomen plan van rente en aflossing (bijvoorbeeld leningen).

  • Verevening

    Een manier om uw ouderdomspensioen te verdelen met uw ex-partner bij een scheiding.

  • Visitatiecommissie

    Een commissie die zorgt voor het intern toezicht.

  • VPL

    Een overgangsregeling uit 2006 voor VUT, prepensioen en levensloop voor mensen die geboren zijn na 1 januari 1950.

W
  • Waardeoverdracht

    Het pensioen meenemen dat je bij je vorige werkgever hebt opgebouwd naar je nieuwe pensioenuitvoerder.

  • WAO

    Afkorting voor Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Een uitkering van de overheid voor mensen die arbeidsongeschikt zijn.

  • Werkgeversbijdrage

    De premie die de werkgever betaalt voor de opbouw van het pensioen van een werknemer.

  • Werknemersbijdrage

    De premie die de werknemer van zijn brutosalaris betaalt voor de opbouw van zijn pensioen.

  • Wet verplichte beroepspensioenregeling

    De pensioenwetgeving die geldt voor beroepspensioenfondsen. Werkgevers in een bepaalde branche moeten zich verplicht aansluiten.

  • Wezenpensioen

    Een uitkering voor een kind van een overleden werknemer.

  • WIA

    Afkorting voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Een uitkering van de overheid voor mensen die arbeidsongeschikt zijn.

  • WVPS

    Afkorting voor Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding. Deze wet regelt de verdeling van ouderdomspensioen na een scheiding.